Mechthild Stuhlmacher over kamers, groen en inbouwbanken

Huiselijkheid ontwerpen

‘Architecture of the exterior seems to have interested architects of the avant-garde at the expense of architecture of the interior. As if a house were to be conceived for the pleasure of the eye rather than for the wellbeing of the inhabitants’ (Eileen Gray, zoals geciteerd door J. Pallasmaa in ‘the eyes of the skin’)

 

Goeree 12318 43

buitenhuis Goeree, interieur vlak vóór oplevering


Het ontwerpen van woningen gaat over goede ruimten. Het gaat over huiselijkheid, over een ruimtegevoel. Over de dingen die we zien, en vooral de dingen die we niet zien. Waarschijnlijk zijn de meeste architecten het hierover eens. En ook daarover dat het ontwerpen van goede ruimten tot de kerntaken van een architect behoort. Merkwaardig genoeg wordt er weinig over gesproken. Zelfs aan de TU Delft, toch de plek waar nog steeds de meeste architecten van Nederland worden opgeleid, zwijgt men over ruimtelijkheid en al helemaal over huiselijkheid. En men velt liever geen oordeel over goed en minder goed. Wellicht is ruimtelijkheid iets wat Aldo van Eyck ‘smokkelwaar’ zou noemen. Iets wat absoluut essentieel is, waar de architect verantwoordelijk voor is maar tegen niemand mag vertellen.

De teksten waarin ruimtelijkheid, de manier hoe we ruimten moeten ontwerpen en de werking van ruimten op ons en onze waarneming, expliciet aan de orde worden gesteld zijn vaak beschouwend van toon en daarmee niet noodzakelijk bedoeld als ontwerpaanwijzingen. Ook is het kennelijk lastig om een concrete taal te vinden die de kern van het thema ruimtelijkheid treft en die toch de poëzie niet aantast die in elke goede ruimte aanwezig is. De teksten en schetsjes van Christopher Alexander vormen een uitzondering. Hij wist veertig jaar geleden heel precies te beschrijven wat wij al ontwerpende vele jaren later zelf meenden ontdekt te hebben, een haast beangstigende gewaarwording. In zijn eerbiedwaardige, maar ook verguisde en hier en daar aandoenlijke bijbel ‘A Pattern Language’ staan ontwerplessen die ook nu nog verrassend bruikbaar zijn en die we bewust en onbewust bij elk ontwerp opvolgen, zoals de beschrijving van het belang van verschillende plafondhoogtes en ‘light from two sides’. Pas als men Alexander’s eigen ontwerpwerk opzoekt krijgen zijn stellingen een wat traditionalistische bijsmaak. De precisie waarmee hij in zijn boek het ontwerpen als een reeks van aandachtspunten beschrijft biedt echter veel ruimte voor (eigentijdse) interpretatie en verleent zijn aanbevelingen een geldigheid die boven de stijl uitstijgt. 

Kamers Window

De Kamers, 'bovenkamer'

Ruimtelijkheid en proporties

In ons werk en onze onderwijsprojecten staat ruimtelijkheid centraal. Met elk project proberen we onze ontwerpmiddelen verder door te ontwikkelen, ook al betekent het vaak dat we na verschillende omzwervingen terugkomen op eerdere bevindingen. In onze ogen gaat ruimtelijkheid vooral over goed kijken en over het serieus nemen, benoemen en toepassen van persoonlijke ervaringen. Het gaat over tastbare dingen zoals materiaal, kleur en licht en over dingen die minder aanwijsbaar maar wel ontwerpbaar zijn zoals sfeer en intimiteit. Waarschijnlijk de belangrijkste van deze minder grijpbare aspecten is het vinden van de juiste ruimtelijke verhoudingen. Terwijl proporties in de afgelopen eeuwen centraal stonden in de architectuur wordt er naar mijn weten in huidige ontwerpopleidingen of teksten nauwelijks nog expliciet aandacht aan besteed. Dat betekent echter niet, dat proporties niet ook in eigentijdse projecten dé sleutel tot de kwaliteit van ruimten en uiteindelijk ook tot huiselijkheid zijn. 

Sea Ranch Voor Forum

hoekbank woning Charles Moore, Sea Ranch, Californië 1968

Sommige bijzonder goede moderne huizen bewijzen dat. De weloverwogen proporties zijn er nagenoeg lichamelijk voelbaar. Het Wittgensteinhuis in Wenen is bij voorbeeld een huis waar het in het ontwerp uitsluitend lijkt te gaan om proporties. Het is een huis waar lange mensen zoals ik graag met rechte rug doorheen bewegen. Voor mij een onvergetelijke ervaring, ook nog vele jaren later. Nog zo’n huis voor lange mensen is het huis van Marie José van Hee in Gent, een statige hoge ridderzaal met wondermooie tuin ernaast. De woonkamer lijkt op afbeeldingen sereen, verstild en afstandelijk; in het echt voelt de ruimte uitnodigend, huiselijk en warm aan– dankzij het materiaalgebruik, het licht van verschillende kanten, de hoogteverschillen en de bewust laag geplaatste, overhoeks aangebrachte horizontale belijningen. Je wilt er het liefst gaan zitten, aan de lange tafel, kijkend naar het donkere balkenplafond boven je, of de wat lagere veranda naast je, naar het ritme van het licht, het houterige beton en de bloempotten buiten in de tuin. Of ik denk aan Charles Moore’s meest persoonlijke stukje Sea Ranch, een overhoekse erker zwevend boven de ruig klotsende Pacifische Oceaan. De erker hangt letterlijk aan de hoge, complexe en kleurrijke woonruimte die Moore in het jaar 1965 voor zichzelf ontwierp, als deel van het inmiddels beroemde wooncomplex Condominium I. Het plafond is er plaatselijk heel laag en de smalle ruimte wordt volledig ingenomen door een brede hoekbank. De bank wordt daardoor zelf tot een ruimte, een plek om in slaap te vallen, leunend tegen het stoffige ruwe hout, om ’s ochtends in de geborgenheid van het uitzicht weer wakker te worden. 

4 Ludwig Wittgenstein 2 Dreizehn 977X1024

Wittgenstein huis Wenen, 1928, entree

De Kamers

Een voor ons als architecten bijzondere aanleiding de thema’s huiselijkheid én ruimtelijke verhoudingen te onderzoeken was een ongebruikelijke maar prachtige ontwerpopdracht. Het ging niet om een huis om in te wonen maar om een openbaar ‘cultuurhuis’, een sociale ontmoetingsplek midden in de nieuwe wijk Vathorst bij Amersfoort. De kern van het project was een openbare ‘huiskamer' een huiselijke plek in een wijk (nog) zonder ziel, geschiedenis of centrum.

 

De binnen enkele jaren uit de grond gestampte woonomgeving van Vathorst bood toen nog weinig aanknopingspunten voor het ontwerp. In een woonwijk met vele kunstmatig verschillende gevels maar (nog) zonder huiselijkheid werd de naam van ons cultuurhuis ‘De Kamers’ onze belangrijkste inspiratiebron. We begonnen van binnenuit te ontwerpen. Een kamer, meer nog dan een huis, beschrijft immers een interieur, een woonomgeving. Het interieur kwam op de eerste plaats, de gevel was zwijgzaam, van ondergeschikte betekenis. 

Kamers Lunch Room

De Kamers, eetkamer

Het begrip ‘kamer’ roept tal van associaties en beelden op, die te maken hebben met geborgenheid en intimiteit. Door de eeuwen heen hebben kunstenaars zoals Antonello da Messina, Vilhelm Hammershøi en vele anderen deze beelden trefzeker weten weer te geven. Ze verbeelden de kamer als een plek van waaruit we de wereld eromheen kunnen ervaren. De Australische architect Glenn Murcutt vat deze voor hem essentiële kwaliteit die volgens hem elk huis moet bezitten samen met het begrippenpaar ‘prospect and refuge’- het huis als beschermend podium. Een goede kamer biedt tegelijkertijd uitzicht op én rugdekking voor ons contact met de natuur, de stad, de wereld en laat ons het verschil tussen binnen en buiten op intense manier waarnemen. 

Kamers 04 Web Mensenwerk

De Kamers, huiskamer

Een kamer is voor ons een stille ruimte. Ze vormt de achtergrond en het kader voor het leven dat zich erbinnen afspeelt. Een goede kamer ordent, vat samen, omsluit. Een goede kamer is een verblijfsplek, die vooral zittend en liggend wordt waargenomen. Vanaf een laag perspectief speelt het plafond een belangrijke rol, en daarmee ook de hoogte ervan, en de overgang tussen wand en plafond, meer nog dan de vloer. Die wordt vaak op kousenvoeten ervaren waardoor in plaats van kleur en patroon vooral textuur en temperatuur worden waargenomen. Een goede kamer heeft liefst meerdere ramen die onze blik naar buiten inlijsten. 

Goeree Window

buitenhuis Goeree, uitzicht over de duinen

Een kamer is voor ons een stille ruimte. Ze vormt de achtergrond en het kader voor het leven dat zich erbinnen afspeelt. Een goede kamer ordent, vat samen, omsluit. Een goede kamer is een verblijfsplek die vooral zittend en liggend wordt waargenomen. Vanaf een laag perspectief speelt het plafond een belangrijke rol, en daarmee ook de hoogte ervan, en de overgang tussen wand en plafond, meer nog dan de vloer. Die wordt vaak op kousenvoeten ervaren waardoor in plaats van kleur en patroon vooral textuur en temperatuur worden waargenomen. Een goede kamer heeft liefst meerdere ramen die onze blik naar buiten inlijsten. 

Na een onderzoekend ontwerpproces kreeg het cultuurhuis ‘de Kamers’ uiteindelijk zijn definitieve vorm als een informele compositie van meerdere kubusvormige volumes. In ieder volume bevinden zich een of twee ruimten van verschillende afmetingen die op uiteenlopende manieren te gebruiken zijn. In alle ruimten zijn dezelfde materialen en kleuren toegepast. Bij de zachthouten wanden en plafonds vallen constructie en afwerking samen, op de vloeren ligt grijsgroen linoleum. Door de consistentie van het kleur- en materiaalgebruik bepalen de verschillende ruimtelijke verhoudingen op duidelijk voelbare manier het karakter van de ruimten en zijn daarmee het belangrijkste ontwerpthema in het project.

De ‘huiskamer’ in ‘De Kamers’ werd de ruimte met het meest huiselijke karakter in het gebouw, een nagenoeg vierkante ruimte met een relatief laag plafond en een als een zitkuil plaatselijk verlaagde vloer. De belangrijkste ontwerpideeën die we toen hebben ontwikkeld komen in vele van onze latere woonhuizen terug: houten wanden en een houten plafond, een bewust gezochte balans tussen de expressiviteit van een natuurlijk materiaal zoals hout en ‘materiaalloze’ kleurvlakken, vast omkaderde, grote ramen en schuifpuien, veelal liggende raamformaten, gesloten hoeken, daglicht van meerdere kanten, ingebouwde hoekbanken en een houtkachel. De belangrijkste ontdekking bij het ontwerpen waren de overhoekse relaties die de ruimte tot leven brengen en tot een driedimensionaal ervaarbaar geheel maken. 

Lyon 8 Interior Living

Huis S nabij Lyon (F), bibliotheek

Woonhuizen

De ruimtelijke ideeën die we voor De Kamers hebben ontwikkeld komen in verschillende gedaantes in onze latere woonhuizen terug. Elke ruimte wordt als driedimensionaal geheel ontworpen. Conform Christopher Alexander’s aanwijzingen besteden we bijzondere aandacht aan het vastleggen van de juiste proporties en werken we graag met verschillende plafondhoogtes en niveauverschillen in de vloer. Ook de verschillende hoeken in een ruimte worden met veel zorg ontworpen. Om die reden gebruiken we geregeld elementen als hoekbanken, overhoekse ramen of lambriseringen en gebruiken bij voorkeur hetzelfde materiaal voor wanden en plafonds. Grote puien komen bij ons zelden voor– we houden van vast omkaderde ramen die bijdragen aan de ruimtelijkheid van een interieur. Ook zoeken we telkens naar een balans tussen de expressiviteit van natuurlijke materialen zoals hout en ‘materiaalloze’ kleurvlakken zoals gietvloeren of gelakte meubels. 

Bij een vroeg, massief houten woonhuis voor een jong gezin vlakbij Lyon verdelen verschillende plafondhoogtes de langgerekte woonruimte in meerdere plekken die zich ieder op hun eigen manier richten op de tuin. Hetzelfde gebeurt in een veel groter woonhuis in Heiloo dat enkele jaren later werd gebouwd. Als gevolg van de ruimtelijke verschillen binnen ogen beide huizen van buiten enigszins informeel en worden volledig opgenomen in het natuurlijke, haast wild aanvoelende tuinlandschap eromheen. 

De villa in Nesselande lijkt van buiten veel formeler dan de houten huizen maar ook hier zorgen hoogteverschillen in het interieur voor een onderverdeling in intiemere en meer formele plekken. De hoge ‘hoofdruimte’ wordt geflankeerd door lagere ruimten aan weerskanten, een zithoek die zich richt op een patio, en de keuken die uitkijkt over de tuin. 


Nesselande Interior Dining Room

woonhuis Nesselande, blik vanaf de woonkamer naar de trap

Wonen in een recreatiepark

De kleine recreatiehuizen die we voor enkele bewoners van een recreatiepark hebben ontworpen brengen de ruimtelijke aspecten van huiselijkheid terug naar de essentie. Als gevolg van de dwingend opgelegde bouwregels zijn het uiterst compacte huisjes waar het leven feitelijk in één kamer met entresol plaatsvindt. Net als bij onze grotere projecten dragen ook hier onze aandacht voor ruimtelijkheid en proporties, voor verschillende plafondhoogtes en een ambachtelijk en natuurlijk materiaalgebruik bij aan de ruimtelijke kwaliteit. Door de kleine schaal vallen hier inrichting en ruimte nagenoeg samen. 

Egelshoek Living Room 1

recreatiewoning Egelshoek

Uitdam en Goeree

Onze meest recente woonhuizen, een klein woonhuis in Uitdam en een groot huis op Goeree zijn nagenoeg op hetzelfde moment gebouwd. Ze zijn beiden opgetrokken uit massief houten panelen die door hetzelfde team zijn gemonteerd. Beide huizen bestaan uit verschillende ten opzichte van elkaar verschoven volumes en vormen daarmee beschermende buitenruimten van waaruit men naar het landschap kijkt. De landelijke omgeving speelt bij beide projecten een beslissende rol. 

Het huis in Uitdam voegt zich haast ongemerkt in het pittoreske dorp met zijn kenmerkende wit omlijste houten gevels en steile kappen. Het plafond van de benedenverdieping ligt een stuk hoger dan de traditioneel lage goot, en op de bovenverdieping breekt een monumentaal dakraam het dak letterlijk open. Dankzij het vele licht, de rijzige proporties en de op de verschillende ruimten afgestemde, wisselende plafondhoogtes voelt het hele huis verrassend eigentijds en ruim aan, ondanks de zeer beperkte afmetingen; het gevoel wordt nog versterkt door de indrukwekkende weidsheid van het uitzicht dat men vanaf de eerste verdieping heeft over het landschap van Waterland en het IJsselmeer. De persoonlijke en sfeervolle inrichting is door de bewoners zorgvuldig afgestemd op de ruimtelijkheid, stemming en kleur van het huis. 

Uitdam 26 Bottom

het huis in Uitdam voegt zich in het beeld van het pittoreske dorp

Ook het huis op Goeree is toegesneden op het kleinschalige en traditionele cultuurlandschap eromheen. Maat en schaal van het huis en de dakvormen refereren aan de smalle woonhuizen en ruime schuren uit de streek. Binnenin zijn de steile daken ruimte- en sfeerbepalend, ze zorgen voor ruimtelijke verschillen, maken plekken. 

Anders dan in Uitdam ging het bij het ontwerp erom een grote ruimte voor een groot gezin met vele gasten te ontwerpen die toch intiem en huiselijk aanvoelt. Door de zitkuil-achtige verlaging van de vloer en de houtkachel is de woonruimte verwant aan de ‘huiskamer’ in Vathorst. Waar bij De Kamers de proporties per ruimte verschillen is het huis op Goeree ontworpen als één doorlopende ruimte die door wisselende vloerniveaus en plafondhoogtes is onderverdeeld in verschillende gebieden. De inrichting van het huis is grotendeels als onderdeel van de architectuur ontworpen. Abstracte inbouwkasten en gladde vloeren zorgen voor de beoogde balans tussen materiaalexpressie en verfijning. De overhoekse zitbanken bieden ruimte voor de installaties en dragen bij aan het gevoel van geborgenheid, een van de belangrijkste kwaliteiten van het huis. 

Goeree Fireplace

Het huis is gebouwd als plek om met familie en vrienden vakantie te vieren en tot rust te komen, te herstellen. Het werkt. De mensen die er verblijven bevestigen het, van heel jong tot heel oud. Ze praten wat zachter dan anders, gaan anders met elkaar om en vertrekken na een kort verblijf met het gevoel lang op reis te zijn geweest. Dat komt zeker door de prachtige plek en de gastvrijheid van de bewoners. Maar het komt ook door de ruimtelijkheid en het materiaal met zijn bijzondere eigenschappen die allemaal lichamelijk voelbaar zijn: de warmte, de textuur, de rust en zwaarte, het licht en de kleuren, de verhoudingen. De natuur komt er dichtbij, is aan te raken, binnen en buiten.

Het huis is gebouwd als plek om met familie en vrienden vakantie te vieren maar vooral om tot rust te komen, om te herstellen. Het werkt. De mensen die er verblijven bevestigen het, van heel jong tot heel oud. Ze praten wat zachter dan anders, gaan anders met elkaar om en vertrekken na een kort verblijf met het gevoel lang op reis te zijn geweest. Dat komt zeker in eerste instantie door de prachtige plek en de gastvrijheid van de bewoners. Maar het komt ook door het materiaal van het huis, het binnenklimaat, de textuur, het licht en de kleuren, de verhoudingen, door een lichamelijk ruimtegevoel. De natuur komt er dichtbij, is aan te raken, binnen en buiten.

Machelen Corridor Wheelchair

Woonzorgcentrum Machelen, gang met daglicht

Wonen en zorg

We zijn ervan overtuigd dat in de toekomst het begrip huiselijkheid een steeds belangrijker maatschappelijke rol gaat spelen. Het ontwerpen van ‘huiselijke’ woonomgevingen voor mensen die aangewezen zijn op ruimtelijke kwaliteit maar niet (meer) in staat zijn om er zelf invulling aan te geven behoort in onze ogen tot de meest urgente ontwerpvraagstukken van het moment. We willen daarom onze kennis en ervaring met woonhuizen inzetten voor bouw-, onderzoeks- en onderwijsprojecten die gaan over het ontwerpen van ruimten voor de zorg, met name voor ouderen, met en zonder dementie. 

De opdracht voor het ontwerp van een woonzorgcentrum bij Brussel is voor ons dé gelegenheid om deze ambitie in praktijk te brengen. Het interieur van het gebouw verdient dezelfde aandacht voor huiselijkheid als onze huizen. Op dit moment is het in de zorg echter allerminst vanzelfsprekend om het interieur als een leefomgeving te beschouwen die alle zintuigen van de bewoners aanspreekt. De prioriteiten van zorginstellingen die uiteindelijk de inrichting en stoffering van dergelijke instellingen bepalen zijn doorgaans praktisch van aard en worden bepaald door budget, conventies, garanties en hygiënewensen. Binnen bepaalde grenzen wil men desondanks graag een beeld van huiselijkheid oproepen en probeert dat met projecties, prints en andere verwijzingen. De vraag is hoeveel van deze visuele effecten de bewoners of ‘cliënten’ bereikt.

Machelen Ms Img 7546 Edit

de tuin van het woonzorgcentrum in Machelen is ingericht met voor de bewoners bekende elementen: ruw hout, ongemanicuurde beplanting, kippen ...

Door de grootte van het complex dat wij ontwerpen is gestapelde bouw onvermijdelijk, zijn wisselende plafondhoogtes nagenoeg uitgesloten, en het werken met (constructief) hout en andere door ons omarmde ontwerpingrediënten eveneens. We moeten onze ontwerpprincipes aanpassen op een heel andere realiteit. We hebben veel minder ontwerpmiddelen ter beschikking waarmee we ruimtelijke kwaliteit en huiselijkheid kunnen beïnvloeden dan bij onze woonhuizen, ongeacht de uiteindelijke inrichting. En we bouwen een gebouw waarvan het uiteindelijke karakter en de huiselijkheid in grote mate afhangt van de keuzes die de opdrachtgever voor de stoffering gaat maken. Om ook met het gebouw bij te dragen aan een gevoel van huiselijkheid stellen we ons kleine, hopelijk haalbare doelen, en zetten ons in voor het gebruik van écht hout en linoleum in plaats van vinyl, voor het plaatsen van oude meubels naast het onvermijdelijke projectmeubilair en het gebruik van uitgebalanceerde kleuren die passen bij een warme woonomgeving. 

De meest duidelijke stap die we er wél kunnen zetten is de koppeling van huiselijkheid, natuurervaring en het bieden van een forum voor sociaal contact. Het nieuwe woonzorgcentrum vormt aan één kant een sociaal plein met terras en richt het zich aan drie kanten op het park eromheen. Belangrijker nog is de natuur binnenin. De binnentuin speelt letterlijk en figuurlijk een centrale rol in het ontwerp, omgeven door een gaanderij waarvan ik hoop dat ze ooit vergelijkbare associaties op gaat roepen als Marie José’s veranda in Gent. Voor de inrichting van de tuin is budgettaire ruimte verkregen door de tuin te beschouwen als kunstwerk. In samenwerking met een natuurminnende kunstenaar wordt de tuin als groene, recreatieve én sociale ruimte ontworpen. De tuin wordt opgedeeld in verschillende bloemen- en moestuinen die als schooltuinen worden aangelegd en onderhouden door kinderen en hun begeleiders. De beplantingen refereren aan eenvoudige taferelen waarmee de bewoners vertrouwd zijn. Het tuinieren brengt generaties bij elkaar en zorgt voor levendigheid en zintuigelijke rijkdom.

Machelen Ms Img 7555 Edit

een wandeling langs de binnentuin in Machelen is voor bijna iedere bewoners dagelijks haalbaar

Gelukkig is er inmiddels in de medische wetenschap veel onderzoek gedaan dat aantoont dat een woonomgeving met uitzicht op de natuur een positief effect heeft op het genezen van zieken en heel algemeen op het welzijn van mensen. Voor het realiseren van een tuin zoals wij hem graag zien, compleet met kassen, vogelhuisjes, schoolkinderen en kippen zijn er dus argumenten genoeg. Vooralsnog bestaat er echter naar ons weten nog weinig onderzoek naar de eventueel positieve effecten van ruimtelijkheid, licht, kleur en materiaal dat onomstreden en krachtig genoeg is om de heersende conventies in het interieur van zorginstellingen te doorbreken. En zolang zo’n onderzoek er niet is zal het schoonmaken van een ruimte zwaarder wegen dan een ruimtegevoel. 

We weten nog lang niet alles over de manier waarop mensen die ziek zijn, oude mensen en vooral mensen met dementie, hun leefomgeving ervaren. Wat we ook zonder zo’n onderzoek wél weten is dat zeer oude en demente mensen meer dan wij in het hier en nu leven en met andere zintuigen waarnemen dan met hun ogen. We gaan ervan uit dat ze zich waarschijnlijk beter voelen in een omgeving die geborgenheid en huiselijkheid écht uitstraalt en die er niet alleen oppervlakkig zo uitziet. Maar weten we het zeker? En wiens prioriteiten wegen zwaarder, die van de verzorgenden of die van de cliënten? Wij zijn er als architecten van overtuigd te weten wat goede ruimten zijn, voor onszelf en onze opdrachtgevers. We zien in gedachten ruimtelijke ideaalvoorstellingen en beseffen dat onze ideeën over huiselijke ruimten voor de zorg weinig verschillen van onze ideeën over huiselijkheid voor onszelf. De ideeën zijn langzaam ontstaan, mede dankzij het vertrouwen van onze opdrachtgevers. Maar hoe kunnen we de mensen in de zorgsector ooit verleiden zich open te stellen voor de ruimtelijke wereld van Wittgenstein, van Hee, Moore, Alexander, Messina, Hammershøi of  Murcutt? Of voor onze eigen ontwerpwereld van natuur, hout en gesloten hoeken? En bewijzen we ze er een dienst mee?

0000 Presentatie Diemen Met Marloes

experimenteel studieproject in Diemen waar gedurende een aantal middagen de tuin van een woonzorgcentrum is gebruikt als schooltuin. Uiteindelijk is dat het doel: samen wonen, samen tuinieren, alle generaties met elkaar.

Een bezoek aan mijn schoonmoeder die pas is gaan wonen in een splinternieuw verzorgingstehuis is ontluisterend. Het nieuwe gebouw bestaat uit drie bovenop elkaar gestapelde, vlakke vloeren en vele gladde witte wanden. De ruimte is hier de onveranderlijke afstand tussen vinylvloer en systeemplafond, opgeluisterd door houtprints in vele tinten beige en hier en daar een hip minibalkon van gekleurd glas. Ik verberg mijn ongemakkelijkheid naar vermogen. Mijn schoonmoeder is mild in haar oordeel, behalve over het onbruikbare balkon dat de planten en haar slaapkamer rood kleurt. Ze luistert met oprechte belangstelling naar mijn verhaal over de schooltuin als middelpunt van een gebouw voor haar generatiegenoten. Zoiets zou ze zelf ook willen in haar omgeving, vooral vanwege de aanwezigheid van kinderen. Maar er is hier geen ruimte voor een tuin. En er zijn ook geen schoolkinderen in de buurt. 

Wat vindt zij dan mooi in haar eigen gebouw? Ze noemt het uitzicht vanuit haar kamer dat mij bepaald niet als positief was opgevallen, in tegendeel. In de afgelopen weken kon ze zien hoe direct voor haar nieuwe woning[2] een groot gebouwencomplex werd gesloopt, een dagelijks spektakel met vele acteurs. Straks gaan ze er bouwen! Ze verlangt naar leven om zich heen, naar jonge gezichten, naar dingen waaraan ze kan deelnemen, ook al is dat alleen als toeschouwer. Omwille van de huiselijkheid (of is het kostenbesparing?) zijn de leuningen die in veel oudere verzorgingstehuizen langs de gangen zijn aangebracht in dit nieuwe gebouw weggelaten. Het lopen door de lange gang naar haar kamer kost daarom misschien wat meer moeite. Maar met een warme glimlach wijst mijn schoonmoeder naar het fotobehang dat verschillende mensen in traditionele klederdracht toont - ‘zooo mooi’. De verrassend scherp afgebeelde heldere ogen van een jong meisje kijken ons recht aan, meer dan levensgroot vanaf de muur.